DOMENIEK RUYTERS −
05/10/11, 00:00
Kunstcriticus Den Hartog Jager meent dat moderne kunstenaars volop met het sublieme bezig zijn.
Beeldende kunst: Meer licht ***
Meer licht, samengesteld door Hans den Hartog Jager.
T/m 8 januari in Museum De Fundatie, Zwolle. museumfundatie.nl
Het begrip is beladen: het sublieme. Iedereen weet dat het aan schoonheid in overtreffende trap appelleert. Het sublieme is niet gewoon mooi, maar gevaarlijk mooi. Het is zo mooi dat het je bevattingsvermogen te boven gaat.
Kunstcriticus en schrijver Hans den Hartog Jager, bekend van NRC, het succesboek Verf en een fikse ruzie met alle fotografen van Nederland, nadat hij ze luie schilders had genoemd, wil met zijn tentoonstelling Meer licht in De Fundatie in Zwolle en de daarbij verschenen publicatie Het Sublieme onderzoek doen naar de hedendaagse omgang met dit eeuwenoude schoonheidsbegrip.
Den Hartog Jager meent dat hedendaagse kunstenaars er volop mee bezig zijn en baseert zich daarbij op kunst van onder anderen Olafur Eliasson, Anish Kapoor en James Turrell, die hem niet zo lang geleden sprakeloos liet. De directe aanleiding is de uitnodiging van De Fundatie er een tentoonstelling in te richten en zijn ontdekking in het museum van een prototypisch subliem zeegezicht van de schilder William Turner.
Je zou denken dat een onderzoek naar het sublieme in de kunst, gegeven de genoemde voorbeelden, niet heel ingewikkeld hoeft te zijn, maar toch raak ik bij mijn bezoek aan de tentoonstelling en lezing van het boek het spoor volledig bijster. Ik heb de grootste moeite te doorgronden wat Den Hartog Jager hier precies wil aantonen.
Zijn stelling is dat schoonheid, c.q. het sublieme, terug is van weggeweest, na ergens in de kunst van de jaren zestig taboe te zijn verklaard. Vooral de conceptuele kunst zou een broertje dood hebben gehad aan elke vorm van schoonheid. In de postmoderne jaren daarna is het niet meer goed gekomen.
Den Hartog Jager lijkt daar echter bij nader inzien helemaal niet zeker van. Terwijl in het boek de schoonheidstheorieën over elkaar heen buitelen, wordt steeds minder helder of dat sublieme nu wel of niet terug is van weggeweest, of dat het er eigenlijk altijd is geweest, zij het misschien onvoldoende opgemerkt. Ook wordt niet helder of het sublieme nu wel of niet een relevant begrip is voor de hedendaagse kunst, meer speciaal de kunst die in De Fundatie bijeen is gebracht, of dat het daar toch om iets anders gaat.
Dat de in Zwolle getoonde kunst een romantische signatuur heeft is wel duidelijk. Ik heb in jaren niet zoveel ondergaande zonnen, zeegezichten, onmetelijke vertes en sterrenhemels bij elkaar gezien. Puur op motief kan het niet missen, maar uiteraard is niet elk gefotografeerd landschapje meteen subliem.
Hans den Hartog Jager legt uit dat bij het sublieme schoonheid hand in hand gaat met gevaar en het verleggen van fysieke en geestelijke grenzen. Toch zie ik, afgezien van een survivaltocht van Guido van den Werve, die doodgemoedereerd op een bevroren zee voor een enorme ijsbreker uitloopt, en diens grote voorbeeld Bas Jan Ader in een klein bootje op zee, onder de negentien in Zwolle bijeengebrachte kunstenaars maar weinig romantische thrill seekers. Ook met de shock & awe die je bij het sublieme verwacht, wil het niet erg vlotten. De tentoonstelling, die bestaat uit veel documentair aandoende fotografie en een enkele video, komt zelfs nogal afstandelijk over.
Meerdere kunstenaars in Zwolle zijn helemaal niet bezig met het sublieme. Ze leveren vooral graag commentaar op in dit geval romantische beeldclichés. Bijvoorbeeld de foto van de zee bij Zeebrugge van Gert Jan Kocken is geen imitatie-Mönch am Meer van Casper David Friedrich, maar een neutrale weergave van de plek waar in 1987 192 mensen stierven als gevolg van een ramp met de veerboot Herald of Free Enterprise. Het is eerder een ontnuchterend dan een subliem beeld.
Den Hartog Jager heeft gelijk met zijn constatering dat er iets met romantiek in de kunst aan de hand is. Al enkele jaren wordt er in internationale tentoonstellingen en kunsttijdschriften aandacht besteed aan kunst die aan de postmoderne ironie voorbijgaat en gewoon weer in iets wil geloven. Het enige probleem is dat ze niet zo goed lijkt te weten hoe dat moet: ergens in geloven. Er is vooral veel twijfel en verlangen, met als gevolg dat je als toeschouwer nooit weet of je het wel serieus moet nemen.
Ook in Zwolle speelt dit probleem op. Zelfs kunstenaars die zich volledig lijken te geven aan het ontzagwekkende, laten ruimte voor veel vragen. Het maakt dat de tentoonstelling met de trotse titel Meer licht geleidelijk vervalt in getob. Misschien wel subliem. Of eigenlijk toch niet.
Publicatie bij de tentoonstelling:
Hans den Hartog Jager, Het Sublieme.
Het einde van de schoonheid en een nieuw begin.
Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 2011, 182p. ISBN 978 90 253 6887 6