Na uitleen aan New York en Londen is La perruche et la sirène terug in Amsterdam. Het meesterwerk in knipsels en kleur is hét hoogtepunt van de Matisse-expositie.
Er is een prachtige foto uit 1952, het jaar dat Henri Matisse La perruche et la sirène maakte. De parkiet en de zeemeermin, zoals de Nederlandse titel luidt, vierde vorig jaar in Londen en New York triomfen op een expositie die 1,2 miljoen bezoekers trok. Nu is het terug in Amsterdam, als hoogtepunt van de expositie De oase van Matisse.
De foto biedt een blik in Matisse’ atelier in Nice. Nadat hij in 1941 zonder veel succes aan darmkanker was geopereerd, sleet
hij daar zijn leven in een rolstoel, niet langer in staat om te schilderen.
Hij zit zoals hij de laatste jaren van zijn leven doorbracht: een schaar in de rechter- en een gekleurd papier in de linkerhand. Hij knipt vormen met één oog op de wand, waar van vloer tot plafond allerlei losse kleurige composities uitgroeien.
De vloer en de tafels zijn een chaos van gekleurde stukken papier. Voor alles, behalve voor het knippen in papier, moet hij assistenten inschakelen. Toch wordt het, met La perruche en met de blauwe zwemmers van La Piscine, een topjaar in zijn carrière. Met werken van ongekende levenslust, vrijheid en kleurige harmonie.
Picasso
La perruche begon als losse bladeren met ronde inkepingen, al jaren een van zijn terugkerende motieven, aangevuld met bladvormen met inktvisachtige tentakels. Dan veel meer bladeren, en grote en kleine granaatappels. Het geheel golfde de hoek om naar de andere muur. Dan de parkiet, en een blauw zittend naakt later vervangen door een meermin.
Pablo Picasso (‘Eigenlijk is er alleen Matisse’) was een van de weinige bezoekers in Nice. Hij bekeek het werk van Matisse sprakeloos. La perruche telt uiteindelijk 634 losse knipselstukken, en 120 verschillende vormen, die zijn opgeplakt op 12 stukken wit papier, door het Stedelijk gemonteerd op 6 verticale panelen achter perspex, op één rechte wand.
Henri Matisse (1869-1954) wordt geboren als zoon van een winkelier in zaden en verf, in Le Cateau-Cambrésis in de Noord-Franse textielstreek rond Bohain, waar de stoffen voor de Parijse couture werden geproduceerd.
Hij groeit rond 1905 in Parijs uit tot de succesvolste representant van het fauvisme: een scheldnaam voor een rauwe expressieve stijl met ongedempte kleuren in felle nieuwe pigmenten.
Navelstaren
Matisse vindt bij die kleuren geleidelijk ook steeds uitgesprokener vormen en knetterende combinaties op doek. Vrouwen, interieurs en stoffen worden zijn grote inspiratiebronnen. Het is geen toeval dat zijn eerste grote verzamelaar, de Rus Sergei Shchukin, een textielmagnaat was.
Andere grote verzamelaars worden vooral Amerikanen – émigrés, zoals Gertrude Stein in Parijs, de arts Alfred Barnes in Philadelphia, de zusters Etta en Claribel Cone in Baltimore. Zijn eerste grote successolo is in Berlijn. Het Franse establishment ontdekt pas na 1945, als het nationalistische navelstaren voorbij is, dat Matisse wereldberoemd is.
Het licht dat zijn kleuren optimaal laat gloeien, vindt hij in Zuid-Frankrijk, in Marokko, en in 1930 in Tahiti. Het zijn de herinneringen aan zijn geliefde tuin in Vence – waar hij niet langer kan komen – en aan het zorgeloos zwemmen in de lagune in Tahiti, die hij in de papierknipsels van de laatste tien jaar van zijn leven tot leven wil brengen.
Opslag
Zijn knipsels wachtten lang op de erkenning die ze eigenlijk pas vorig jaar voluit kregen. In 1967 kocht directeur Edy de Wilde La perruche voor het Stedelijk Museum, van een conglomeraat van drie galeries. Het had opgevouwen in opslag gelegen, en was in slechte conditie.
Ondanks museale zorg en twee restauraties, waarvan de laatste twee jaar duurde, is de ‘Nachtwacht van het Stedelijk’ buitengewoon fragiel gebleven. Na de expositie gaat La perruche dan ook weer achter slot en grendel.