Switch to English

Juryspeech TNGW 2009 Gerrit Komrij
Gerrit Komrij over De Turing Gedichtenwedstrijd 2009
(Tevens voorwoord in de bundel Zoals Een Haan Een Ei Legt)

En zo kreeg de jury, nadat in het hele land, van Groningen tot Nijmegen en van Utrecht tot Amsterdam, studenten en stagiaires en werkslaven in de weer waren geweest met potloodstompjes, checklijsten, antislaaptabletten en telramen, wikkende, wegende, aanstrepende, doorstrepende, wegsukkelende en zich de ogen uitwrijvende, waarna twee min of meer officiële poëziedeskundigen over de laatste duizend gedichten hun licht lieten schijnen, zo kreeg de jury dus, zei ik, de honderd gedichten voorgelegd die u aantreft in dit boek.

Honderd uit een totaal van meer dan vijftienduizend ingezonden gedichten. De eerste editie van de Turing Gedichtenwedstrijd bleek daarmee met bazuingeschal te zijn ontvangen. Dat er aan ‘het beste gedicht’ een bedrag van tienduizend euro was verbonden zal aan de toeloop niet vreemd zijn geweest. Even belangrijk lijkt me de aantrekkingskracht die uitging van het open karakter van de wedstrijd: de garantie dat de inzendingen tot het laatst anoniem zouden blijven stelde iedereen in de gelegenheid mee te doen, de beginners en de gevestigden, de amateurs en de professionals, de schuchtere muurbloempjes en de grote namen.

Bijna zestienduizend dichtaders werden geopend en het poëziebloed vloeide hevig.

Hoe kunnen vijftienduizend zeshonderd achtentachtig gedichten feilloos worden beoordeeld? Het antwoord luidt: onmogelijk. Het blijft mensenwerk. Ook tijdens het juryberaad bleek zich het wonderlijke feit voor te doen dat de één houdt van een gedicht waar de ander volstrekt niets in ziet. Ik noem dat wonderlijk omdat het je ideeën over objectiviteit en subjectiviteit op losse schroeven zet. Zoveel hoofden, zoveel zinnen, zegt het spreekwoord, en je begrijpt ineens waarom het een spreekwoord is geworden. Hoe zou zich dat spreekwoord dan niet laten gelden onder al de werkslaven met hun telramen die beslisten over de eerste ronden met hun afvallers en blijvers?

Er zijn gedichten die het niet halen omdat de dichters er een potje van maken en er zijn gedichten die het niet halen omdat de lezers op het verkeerde spoor zitten.

Er lijkt me niets aan te doen, al maakt het elke jurybeslissing tot een onbevredigende zaak.

Niet alle inzendingen vergden evenveel beoordelingsgymnastiek.

Onuitroeibaar lijkt in Nederland het idee dat poëzie iets te maken heeft met het poëziealbum, met verdrietjes en zelftherapie, met ik ben ongelukkig en ik voel me beroerd en de hele wereld zal het weten.

Nee, de hele wereld hoeft het niet te weten. En wil het niet weten ook.

Opnieuw wemelde het van ik ben een doorgeefluik van levenslust en stille stormen bestormen mijn hart en de roos fluistert fluwelen zinnen.

Het milieu was populair, het verstrijken van de tijd, de rol van de kerk en dat het landschap je gek genoeg soms bij de keel kan grijpen.

Gek genoeg is niet genoeg.

Veel in de poëzie kon per omgaande retour afzender.

Over de laatste honderd gedichten heeft de jury zich gebogen. Nog altijd waren de gedichten anoniem. Geen groepsvooroordelen en geen vriendjes die konden worden voorgetrokken. Geen dichters, maar gedichten.

De jury had de taak om drie gedichten uit te kiezen die voor een geldprijs in aanmerking kwamen. Niet alle gedichten die uiteindelijk als de top drie uit de bus rolden stonden in ieders top drie. Zoveel hoofden, zoveel zinnen, daar heb je het spreekwoord weer. Maar er was bij iedereen ook een top vijf en een top twintig. Is ‘het beste gedicht’ (het staat met opzet tussen aanhalingstekens) daarmee een consensusgedicht, een poldergedicht geworden? Geenszins. De keuze van de top drie doet recht aan de uiteenlopende manieren waarop poëzie gelezen en opgevat kan worden. Dit zou de kracht van de Turingprijs kunnen vormen, ook in de komende jaren – dat poëzie niet gebonden is aan één enkel clubje of een theorie, dat de poëziedrempel net zo hoog is als de mensen willen en dat elk geslaagd gedicht een overwinning vormt op de grauwheid.

Dat poëzie geen zaak is van dichters ten behoeve van andere dichters, maar van dichters die poëzielezers zoeken en eisen, het is ook de gedachte achter de Poëzieclub, die deze wedstrijd van begin tot eind organiseerde.

Na deze woorden zal het geen verbazing wekken dat de jury unaniem als top drie een gedicht koos waarin met onsentimentele woorden een nachtmerrie wordt opgeroepen, een gedicht waarin iemand probeert op ongewone manieren de waanzin te smoren en een gedicht waarin alle zintuigen worden aangesproken, waarna hopelijk een nieuwe morgen wacht.

Namens de jury, verder bestaande uit (in alfabetische volgorde) Giel Beelen, Sanneke van Hassel, Alexander Ribbink en Vrouwkje Tuinman, de voorzitter

Gerrit Komrij


top