Switch to English

Toespraak TNGW 2011 Gerrit Komrij

Toespraak Gerrit Komrij, 24 januari 2012, bij de prijsuitreiking van de Derde Turing Gedichtenwedstrijd

       Dames, heren! Dit is de derde Turing Gedichtenwedstrijd, de prijs lijkt een blijvertje geworden, een klassieker-in-de-dop, het enthousiasme van de deelnemers is onverminderd, en met de reputatie wil het ook wel lukken. De VSB-prijs voor de ivoren toren, de Turing-prijs voor ons straatvolk - de troubadours, de amateurs, de flagrante mislukkelingen en de schuwe genieën. Weer waren er meer dan 10.000 inzendingen, deze derde keer.

       Het is ook de derde keer dat het gezeur opstak. In Nederland steekt het gezeur al op als een herfstblad van de buurman in jouw tuin waait, maar dit gezeur gaat steevast over "het spelletje dat wordt gemaakt van zoiets Hoogs als de Poëzie". Kun je volhouden, zeuren de zeurders, dat poëzie iets bijzonders is en dat onze dichters gehoord en gelezen moeten worden zodra hun lied klinkt, terwijl je tegelijkertijd door het organiseren van een wedstrijd suggereert dat iedereen poëzie kan schrijven en al die monsterprodukten waarin maar even wordt gezucht of geleden of bemind of geklaagd of gerijmd of juist niet gerijmd mogen meedingen? Op dat gezeur kun je rekenen als op klokgebeier op zondagochtend.

       De poëzie moet naar het volk, vinden de heren (de zeurders zijn meestal heren), maar owee als het volk aan de poëzie komt. Dan is dat ineens populisme, entertainment, vervlakking en toegeven aan de cultuur van "dat kan mijn kleine broertje ook".

       Alsof niet iedereen al heel lang en hoog en breed weet dat in Nederland iedereen gedichten schrijft en bijna niemand ze leest.

       Ik zou tegen die heren met hun opgewarmde gezeur willen zeggen: doe eens wat minder zwaarwichtig en wees eens een beetje praktisch. Hier is een mooie prijs, een initiatief van een particulier bedrijf en met de steun van een non-profit poëzieclub, met een onafhankelijk eigen tijdschrift (Awater) en een poëzieclubkeuze die enkele dichtbundels per jaar meteen aan een tweede druk helpt, een wedstrijd waarmee nu eens geen boekenbon of een boterham met eer te winnen valt, maar een Rond en Redelijk Bedrag, en je maakt dat er duizenden mensen in de lage landen geruime tijd mee in de weer zijn, waardoor je eerder de kans loopt dat je er drie serieuze poëzielezers bij krijgt dan dat er drie afvallen... is dat een barbarenstreek? ... en ik krijg ook niet de indruk dat er een Officiële of Hogere of Zwaarwichtige Dichter enige schade van ondervindt...

       Genoeg defensief gedrag. Uit de Turing-wedstrijd komen grote beloftes te voorschijn, je ziet mimosa-achtig schuchtere types openbloeien en elk jaar wordt er weer op een wonder gehoopt. Jawel, de meeste mensen kunnen niet dichten, al proberen ze het nog zo hard. Geloof niet in scholen en cursussen die beloven van u een dichter te zullen maken. Maar waarom zou er niet ergens een dichter rondzwerven die van zich zelf nog niet weet hoe goed hij (of zij) is? Alle dichters moeten ergens beginnen. Hoe en waar begint de poëzie zelf?

       Een definitie van poëzie geven is niet moeilijk. 'Alle gedichten bij elkaar'. Maar een definitie van goeie poëzie geven is moeilijker. Het grootste deel van de collectieve voorraad valt af, zoveel is zeker. Er zijn definities die me niet bevallen. Vooral als ze de woorden 'troost' of 'herkenning' bevatten Pregnant, verpletterend, grensverleggend, louterend, dat zijn nog een paar van die woorden. 'Ontregelend' en 'verontrustend' zijn zelfs dooddoeners van jewelste geworden. Dat elk gedicht veronderstelt: 'Je moet je leven veranderen' is misschien wat te veel gevraagd voor een dichter. Er zijn definities die me wel bevallen. Ontsnapping aan het banale, ontsnapping aan de commercie, ontsnapping aan de rechtlijnigheid, dat zijn de woorden die me daarbij te binnen schieten. Te binnen zouden kunnen schieten. Ontsnapping aan de definitie is me nog dierbaarder. Ik zie niet in waarom we niet eens drastisch zouden afstappen van die ellendige behoefte aan definities. Iemand moet ons een keertje hebben wijsgemaakt dat een definitieve definitie gewenst of noodzakelijk is. Iemand moet ons hypnotisch hebben ingefluisterd dat je interessanter of groter bent met een definitie. Laten we die 'iemand' gaan opzoeken en smoren in ganzenvet, salpeterzuur en boerinnenpis om hem vervolgens te roosteren op gloeiende sintels. Poëzie is de ziel van de anarchie... en poëzie is vergeefs. Poëzie laat niets gebeuren, heeft een dichter gezegd. Onnutte klanken die nooit een oorlog hebben tegengehouden, nooit een ruzietje hebben beslecht. Wat verbeeldt de poëzie zich dat ze onmisbaar zou zijn? Zwijg, jullie drommen op straat. Hoe sterk, hoe indrukwekkend zou poëzie niet moeten zijn om iets teweeg te brengen? Om zich te kunnen beroepen op haar noodzakelijkheid? En is zulke poëzie er? Zijn er regels die doden, boren, wakker schudden en de wereld anders maken dan ze was? Poëzie die ontregelt, om die term nu werkelijk voor het allerlaatst te gebruiken? Nu dan. En dan het besef dat alles weer opnieuw begint. De vierde aflevering van de Turing Nati onale Gedichtenwedstrijd. De vierde aflevering van het gezeur. De duizenden stemmen ontwaken weer. Zwijgen valt niet te verbeteren, zegt men, maar de poëzie maakt misschien een kans.

       Of ze nu uit de ivoren toren komt, of zomaar van de straat, en zelfs als ze moet opdraven voor een toernooi, een oefening, een spannende wedstrijd... Dank u.

      

      


top