Zij kreeg een tik van hogerhand
en zit nu half in een stoel, die zelden
rijdt.
Een wereld van weten sterft achter haar
belangeloze blik, een wereld van vóór de oorlog,
van ná zijn dood, een wereld steeds minder
bij zinnen.
Achterwaarts dalen we de stoepen af,
ik wijs haar op vogels, op auto’s,
de gracht langs de wallen, de poort naar
het water. Ze beleeft het als nieuw,
als een feest en straks, als ik weg ben,
is ze niet buiten geweest -