| De prins 
 
Ik heb genoeg van al die hulpeloosjes, stiefmoedergansjes in zeven sloten
 tegelijk, voor wie ik mag opdraven,
 
 ik, de droomprins, ridder in de nood,
 mooie jongen met een toverkus op de
 lippen, de goddelijk gouden houd-
 
 greep op een happy end. - Stik maar
 in je giftige appel, voor mijn part slaap je
 duizend en één jaar, en wie de schoen
 
 mist, trekke het zichzelf maar aan. Ik
 vergallopeer me niet meer met mijn
 edele doelen. Mijn betovering is uit-
 
 gewerkt. Zo, nou hoor je het ook eens
 van een prins. Maar ik ben moe, ik
 ga slapen, en wee degene die mij wekt.
 
 
 Piet Janssen 
 |