De vorige nacht alweer bezocht door vreemdelingen. U kent dat wel. Ze zwierven rond in kasten, ruimden zelfs de vuilinszakken. Doken onder in pakken yoghurt, zetten de thermostaat een graadje hoger, alles wat niet mag gebeurt je. Niet vooraleerst ze slaap als poeder rond mijn ogen joegen. Ze zijn zo uitgekookt.
Ik sliep een nacht maar ook de halve dag door, op kantoor wisten ze niet waar ik was, ook daar waarde een vreemde rond, in mijn kleren. Hij sprak een vreemde taal, boog in de koffiepauzes naar het Oosten. Het was ondoenlijk allemaal.