In de nadagen van de kille winter, die leunen tegen het te vroege voorjaar,
staat zij er wat harkerig humeurig bij, als een werkster die met tegenzin aan de grote schoonmaak denkt;
haar armen & benen steken als grijsgrauwe staken alle kanten op, levenloos. Door de warmte van het eerste
lentelicht zoekt zij zich een onderjurk van dunne lichtgroene bladeren en zodra de zomerzon hoog genoeg aan
haar horizon staat, tooit zij zich voorzichtig met tere, roomwitte bloemschermen als schaterende bruidssluiers.
Maar pas op Koningínnedag - en alleen dán - vlecht zij frivool door haar schitterend witte tooi ranken met de diep
oranjerode vruchten van het Bitterzoet. Sambucus nigra is haar naam, en toch, het enige zwart aan haar zijn de
grappig golvende polsbandjes van minuscule bladluizen in het voorjaar en haar sappige paarszwarte bessen van
kinderen in de roodkoperen herfst. 25 juli 2011