Zij bleef dezelfde in stem, gebaren
maar borg steeds meer in haar dat
mij niet zag. Ik die jaren herinnering
bewaarde, waarin ik graag verdwaalde,
Mijn winterkind, eens net zo'n blos en
bloemen die rode muts en wanten sierden,
heeft nu haar kamer leeggehaald, keuze
gemaakt, zegt achteloos: die laat ik hier.
Verstilde meisjes, de buitenste is vrouw
met onleesbaar veel gedachten. Ze verlaat
het huis, zo is het goed. Behoedzaam schuif
ik de beelden in elkaar. Die kunnen wachten.